Skip to main content

Sjaak van Oijen

  • Geboortedatum: 18 augustus 1929

  • Geboorteplaats: Beneden Leeuwen

  • Overlijdensdatum: 26 maart 1945

Zijn verhaal

Interview Nellie Lemmers over Sjaak 

8 februari 2022 

Nellie Lemmers is een zus van Sjaak en Cor van Oyen. De familie van Oyen verloor twee zonen in de tweede oorlog en de periode daarna in Indonesië. Sjaak kwam op het eind van de Tweede Wereldoorlog als 15 jarige om bij een ongeluk met een wapen. Cor moest zijn dienstplicht gaan vervullen na de tweede wereldoorlog in Indonesië en sneuvelde daar in 1948. 

Wij waren met zeven meisjes en vijf jongens. 

We hadden een heel groot huis en een heel grote plaats. We hadden zelf vee, kippen en groente. Wij kwamen niks te kort. Wij waren allemaal dol op mekaar. Dat kwam ook wel omdat er dingen gebeurden, zoals het ongeluk met onze Sjaak.  

Sjaak, dat is een verhaal apart, die groeide op in de tijd dat er allerlei jongelui tegen de Duitsers opkwamen. We noemden dat toen ondergronders. Verzetsstrijders noemen we dat nu.  

’s Nachts werden sommigen van die groep bij ons thuis ondergebracht. Ons vader had daarvoor in het hooi iets gemaakt. Een klein gangetje door het hooi en daar konden ze zich dan verstoppen bij een klein raampje, zodat ze bij onraad tussen de fruitbomen in de boomgaard konden vluchten om zich te verstoppen. Mijn moeder heeft goed voor die jongens gezorgd en eten voor ze gekookt. 

Wij mochten dat allemaal niet weten, want dan zouden we er op school of zo over kunnen praten. Kinderen zeggen gewoon alles. Wij wisten wel dat er iets was, want wij zagen wel eens mannen over de plaats lopen, maar we wisten niet precies wat die daar deden. Later hebben ze ons alles wel verteld. Enkele keren werden er door de Duitsers razzia’s gehouden. Ze kwamen dan ’s nachts met vrachtwagens, die stopten bij de boterfabriek. Onze ouders hoorden de remmen dan piepen. Dan moesten wij ons rustig houden en dan kwamen ze bij ons zoeken. 

Later vanaf oktober 1944 toen de Duitsers hier weg waren zaten bij ons 36 Canadezen ingekwartierd achter bij de schuren en die hadden achter ook tenten staan. Ons vader gedroeg zich in dat huis met zoveel meisjes en soldaten als een generaal. Een paar van mijn zusjes waren al echt opgroeiende meisjes en daar waren die Canadezen razend op. Van mijn vader mochten ze ’s avonds binnen komen. Dan was daar een lange tafel neergezet, daar mochten ze dan aan zitten. Dan kregen ze van mijn moeder een glaasje met sap met kersen erin of zoiets. Dat hadden ze geweckt in grote flessen. Dan mochten er spelletjes gedaan worden. Mijn vader zat dan in de buurt van de deur. Die jongens wilden die meiden hebben natuurlijk, maar geen een heeft er een kans gehad. En om een uur of half tien klapte mijn vader in zijn handen en riep: “Het is tijd mannen!” En dan gingen alle mannen de deur uit, kregen allemaal nog een hand, maar de meiden bleven binnen. 

De ondergrondse hadden een post bij het café, dat vroeger Ruud van Os was, en in de oorlog van Kees Vink, een stamcafé. Ze waren daar ingekwartierd. 

Op een dag stonden wij allemaal buiten en komt daar ineens een fiets aan met een verzetsstrijder erop en die had een paar klompjes in zijn hand. Toen zei een van ons “dat zijn de klompen van onze Sjaak”. Op dit moment schiet Nellie vol. De emoties zijn haar even de baas. 

Vader en moeder gingen achter mekaar naar binnen, gingen aan de tafel zitten, strak met het gezicht naar beneden, naar de tafel gericht, hoofdschuddend van nee, nee, niet! 

Sjaak was nog niet dood. Die jongens hadden daar in het café allemaal wapens op een hoop staan. Tegenwoordig zou dat allemaal niet meer kunnen en is dat allemaal veel strenger. Maar dat waren allemaal jongens die zo van de straat geplukt waren om tegen de bezetter te vechten. Zij waren wel een beetje getraind om met die geweren te vechten, maar nooit om er veilig mee om te gaan. Je kunt het ze dus eigenlijk niet kwalijk nemen. 

Hun geweren stonden op een hoop bij de deur. Jongens van 15, 16 jaar, zoals onze Sjaak, waren natuurlijk razend op zoiets. Sjaak en een andere jongen komen daar binnen en lopen recht naar die geweren en roepen enthousiast: “Oh kijk daar eens!” Sjaak pakt een geweer en “Pats”.  

Soldaten hebben Sjaak naar Nijmegen gebracht naar het ziekenhuis. Het ziekenhuis werd op dat moment overspoeld met gewonden omdat Nijmegen op dat moment onder vuur lag. Sjaak werd daar in een gang gelegd tussen allemaal gewonde soldaten. De kogel was door de longen geschoten. Als ze hem meteen medische hulp hadden kunnen bieden, had hij niet dood hoeven te gaan. 

Het was heel moeilijk om naar Nijmegen te gaan, dat moest op de fiets. Een vrachtwagenchauffeur uit Wamel heeft moeder een keer mee naar Nijmegen genomen. Sjaak heeft daar twee weken gelegen en toen was hij dood. Mijn moeder is er nog één keer geweest. Je mocht ook nergens naar toe in die tijd. Het was echt moeilijk in Nijmegen te komen. Soms kon je een lift krijgen van een militaire wagen. 

Toen hij dood ging, moest hij weg daar. Ons Monie heeft toen een auto gecharterd en hebben zusters het menneke achter op de achterbank gelegd en zo gingen ze er mee naar huis. Op een middag moest hij begraven worden hier op het kerkhof. Twee bij ons ingekwartierde Canadezen hebben nog geholpen om Sjaak te begraven. We zijn er allemaal bij geweest toen hij begraven is, ook onze Cor die naar Indië zou gaan. 

 

 

Fam. van Oijen

Corry en Sjaak van Oijen

Gradus, Cor, Albert, Sjaak, Jan van Oijen