Dijk 31 Het café van Hannes van Zandvoort
Hannes en Jet van Zandvoort-Franssen waren al op hoge leeftijd, toen hun café in brand werd gestoken. Hannes en Jet waren respectievelijk 74 en 77 jaren oud.
Zij hadden negen kinderen: Bart, Roel, Kees, Jan, Han, Cato, Grada, Theodora en Antoinette. Theodora, de moeder van Jet van Os-van Zwam, had nog maar net een nieuwe fiets, die prompt door de Duitsers onder bedreiging van een geweer werd opgeëist.
De twee bejaarde uitbaters van het café werden uit hun huis gezet en door behulpzame omstanders in de Waterstraat in een droge greppel op een kratje “geparkeerd” om zo verdere hulp af te wachten. De vrouw van Hannes, Jet, was echter nog mans genoeg om terug naar de plek des onheils te gaan en ongezien de fiets van Theodora mee te nemen. Nad van Fulpen was getrouwd met dochter Cato en woonde in het grote huis (De Staf) naast het café. Hij wilde de twee oudjes in hun café gaan helpen en zag nog net dat een Duitser met zijn arm al het glaswerk van de bar schoof. Het café brandde geheel uit.
Janus van Leest, getrouwd met dochter Han, heeft de twee opgehaald en in veiligheid gebracht
Na de brand nam zoon Kees een café over op de hoek Veesteeg-Achterstraat. Theodora en haar man Jaan van Zwam kochten het café van Kees. Kees, die altijd vrijgezel is gebleven, woonde bij het stel in. Later is de zaak voortgezet door dochter Jet samen met Ruud van Os.
Dijk 25 – Behouden huis, voormalige pastorie genaamd De Staf.
Tijdens de mobilisatie in ’39 en ’40 was in dit huis de brigadecommandant met zijn staf ingekwartierd.
Vandaar de bijnaam “de staf”. Op het moment van de brandstichting woonden in dit huis Nad van Fulpen met zijn vrouw Cato van Zandvoort en hun pasgeboren kindje Jet. In 1941 had Nad het hele huis gehuurd van Gradje van Gelder. Tijdens de oorlog werden er enkele paters van de Franciscaner orde uit Megen ingekwartierd.
De Duitsers verdreven alle bewoners uit het huis, voordat ze het in brand staken. Eerst ging het fietsenhok rechts naast de voordeur in vlammen op en ook in de slaapkamer erachter werd brand gesticht. Bewoners aan de Boveneindse kant van de dijk vertelden, dat de gordijnen vaak het eerst in brand werden gestoken. Waarschijnlijk waren de Duitsers daar door hun andere brandstichtingsmiddelen heen. Gelukkig waren er in “de staf” geen gordijnen, omdat de ramen geblindeerd konden worden met luiken die aan de binnenzijde uitgevouwen konden worden. Het bed in de slaapkamer had vlam gevat. Nad stuurde één van de paters, genaamd Philippus, met Cato naar het einde van de Waterstraat naar de familie van Fulpen, die daar tegenover de meubelfabriek “Van Gelder/vanOs” woonde. Pater Philippus had Jet onder zijn pij meegedragen.
Ondertussen was Nad achterom onderlangs naar de buren, café Van Zandvoort, gelopen. De ouders van de zoon, die het café runden, waren familie van Cato. Nad liep een Duitser tegen het lijf en die zette de loop van zijn geweer tegen de borst van Nad. Nad legde uit, dat hij op weg was de bejaarde bewoners van het café te helpen. Hij mocht door en zag nog juist dat Duitsers in het café het glaswerk van de bar sloegen. Zonder in het café verder iets uit te kunnen richten, ging Nad terug naar “de staf”, waar intussen pater Philippus weer was teruggekeerd. Samen gingen ze de brand in de staf te lijf. De familie van Gelder, die naast de meubelfabriek aan het eind van de Waterstraat woonde kwam ook in actie, toen ze van de brand hoorden. Uit de fabriek werden de brandblussers meegenomen om het vuur te lijf te gaan. Maar eenmaal bij de brand gekomen bleken de brandblussers bevroren. Toch is het gelukt de brand te blussen met dekens en ander materiaal.
Pater Philippus was na de oorlog een geregelde gast bij de familie van Fulpen. Dochter Jet heeft het verhaal van de brand nog vaak moeten horen bij die bezoeken. Pater Philippus – zijn burgernaam was Paul Broers – is later in Brazilië tot bisschop benoemd. Toen zijn gezondheid hem in de steek liet is hij teruggekeerd naar Nederland en in een klooster in Weert terechtgekomen.
Na de oorlog was de woningnood groot. Veel bewoners van Beneden-Leeuwen hadden hun huis verloren in de oorlog. Er zijn veel noodwoningen gebouwd en het was niet uitzonderlijk dat gezinnen bij anderen inwoonden. Zo ook gebeurde met “de staf”. Na de oorlog kwamen bij Nad twee gezinnen inwonen. Gradje van Gelder vroeg op zekere dag of Nad het goed vond, als Wim Lemmers woonruimte in het huis zou krijgen. Wim was laborant in de wijnfabriek en wilde een gezin stichten. Nad vond het huis veel te groot voor hem met zijn vrouw en dochter alleen en vond het prima, dat Wim de helft van het huis kreeg. Maar dat was niet nodig. Wim betrok de bovenverdieping aan de linkerkant. Later voegde de dochter van Gradje, Cis, die trouwde met Theo Salet, zich bij het gezelschap. Dochter Jet heeft veel plezier beleefd aan alle kleine kinderen, die tot haar “buurt” gingen horen. Ze was dan ook erg verdrietig toen in 1955 het laatste van de twee gezinnen vertrok naar een definitieve behuizing elders in Beneden-Leeuwen.