Geboren te Beneden-Leeuwen op 18 februari 1913, was de oudste van drie kinderen. Hij had een broer en een zus.
Direct na de lagere school ging Gradus, ook wel Gert genoemd, naar de fabriek van Walraven & Bevers om daar het meubelmakersvak te leren. Hij trouwde op 6 juli 1939 met Hendrieka van Dijk en in 1940 en 1942 werden in hun huis aan de Dijkstraat de zoons Jan en Ad geboren.
Gert zou zijn kinderen niet zien opgroeien. Hij werd gearresteerd tijdens de Meistaking in 1943. Na het marionettenproces, dat plaatsvond in het oude gemeentehuis, waarbij het tegen hem uitgesproken doodvonnis in latere instantie was gewijzigd in 15 jaar tuchthuisstraf,
werd hij nog dezelfde dag overgebracht naar de Menno van Coehoornkazerne in
Arnhem. De volgende ochtend werd hij overgeplaatst naar de beruchte koepelgevangenis. Hier zat hij een week vast. Op 13 mei 1943 werd hij vervoerd naar het concentratiekamp te Vught. In dit interneringskamp werd hij ingedeeld bij de roodpunten. Dit waren gevangenen die als staatsgevaarlijk werden beschouwd.
Bij de ontruiming van het kamp begin september 1944 is Gert afgevoerd naar Sachsenhausen.
Hoewel het leven in Vught zwaar was, begonnen de echte ontberingen voor Gert nu pas echt. De omstandigheden tijdens de reis waren voor de gevangenen mensonterend. Als vee werden ze opgestapeld in goederenwagons. Water en voedsel ontbraken. De reis duurde drie dagen en drie nachten. Daarna kwamen ze aan in het concentratiekamp Oranienburg-Sachsenhausen. Op 16 februari 1945 is Gert met een evacuatietransport naar Mauthausen gebracht.
Hij is daar een week later op 23 februari 1945 bezweken, enkele dagen nadat hij 32 jaar was geworden.