Skip to main content

Dijk 327 – Het huis van meester Arts

Grootvader, hoofd van de school aan de Waterstraat, heeft het huis aan de dijk voor zijn zoon, meester Arts, laten bouwen. Wel op de voorwaarde dat hij de schoonzus van grootvader, tante Hermien en een zus van meester Arts zelf, tante Cor, hun gehele leven bij hem in zou laten wonen.Zij woonden dus met zeven personen in dit huis:  Meester Arts met zijn vrouw en drie kinderen, tante Cor en tante Hermien. In de nacht van de brand was de familie al weg van de dijk. Burgemeester Ditters had vader het advies gegeven ergens anders een onderkomen te zoeken omdat het op de dijk niet meer veilig was. De familie verbleef in die nacht in Boven-leeuwen verdeeld over drie verschillende plaatsen..

Wilma heeft als 9-jarige nog het een en ander meegekregen van wat er toen gebeurde. In de nacht van 6 op 7 oktober kwamen mensen van de dijk af gevlucht roepend: “De moffen komen er aan!” Vanaf de hucht, waarop bakker De Haas woonde, zagen wij de rookwolken in de verte. Vader zei: “Zolang ik het torentje van de kapel van het klooster nog kan zien, is ons huis nog veilig.” Maar toen kwam er een van de ondergrondse, Rien Baars,  voorbijgefietst en die riep: “Meester het is kloten met jullie huis!”

Na de brand zijn we de volgende dag op de dijk gaan kijken. Alles was verbrand. De hele dijk gaf een troosteloze aanblik. We vonden de overblijfselen van onze hond en onze geit. Er lag een heleboel gebroken glaswerk. Moeder had  vlak voor de brand nog het een en ander ingemaakt in weckflessen. Vandaar.

Voor de kinderen nog een prettige bijkomstigheid: de piano was verbrand. De pianolessen die de kinderen wekelijks moesten ondergaan van een non uit het klooster waren nu gelukkig ook verleden tijd.

Het huis brandde geheel uit. Het achterhuis stond op vierkante pilaren. Die pilaren zijn bij de brand omgevallen en hebben nog jaren aan de voet van de dijk gelegen.

De volgende dag zijn we afgereisd naar een tante in Mill. Vader, moeder, Harry en Kees in een kamer. Tante Cor en Wilma in een andere kamer. Tante Hermien was in Boven-Leeuwen gebleven bij Kobus van Os in de Molenstraat. Wij hadden niets meer. We ontvingen kleding van het Rode Kruis.

Na twee weken moesten we het huis uit, omdat Engelsen ingekwartierd zouden worden. We werden naar Veldhoven gebracht, waar in de kerk de pastoor de evacués verspreidde over het dorp.

We werden verdeeld over twee families, in dezelfde verdeling als bij de tante. Vervolgens moesten Wilma en tante Cor weer weg. Ze verzeilden toen bij de familie Louwers. De heer Louwers was directeur van een linnenfabriek. We kregen van de heer Louwers roze stof, die voor het vervaardigen van pleisters gebruikt werd. Daarvan heeft moeder een onderjurk gemaakt. Nog steeds moet Wilma aan onderjurken denken als ze pleisters ziet.

Eind april 1945 zijn we weer naar Boven-Leeuwen teruggekeerd. Tante Cor is in Veldhoven gebleven.

Vader had een half huis gehuurd bij Sjaak van Elk. Dat bleek weer te klein voor ons allemaal. Daarom mocht ik gaan inwonen bij Mina van Ooijen-Reuser. Daar had ik eindelijk een leeftijdgenoot in mijn nabijheid: Annie. Ze was als een zusje voor me.

Na de oorlog mocht ik kiezen: naar de kostschool of naar tante Sjaan in Alkmaar. Zij was lerares. Ik mocht bij haar inwonen om dan daar naar de HBS te gaan. Na alle negatieve verhalen in de familie over het leven op een kostschool, was mijn keuze duidelijk: naar Alkmaar. Vader heeft uiteindelijk in 1952 met Marshallhulp een nieuw huis kunnen bouwen in de Molenstraat van Boven-Leeuwen.

Over de brand heeft mijn vader nooit meer willen praten.

Als iemand het woord “kloten” gebruikte kon hij echt boos worden. Volgens Wilma lag in dat woord een nare herinnering opgesloten. Hij moet dan gedacht hebben aan Rien Baars, die in de rampnacht naar hem riep: “Meester, het is kloten met je huis!”

Kees, Wilma en Harrie Arts
Wilma, Kees en Harrie Arts
Huis Meester Arts 1952