Dijk 436 – Het woonhuis van de zusters Mooren
Dit is het eerste huis dat in brand gestoken werd. Hier, ter hoogte van de Wamelse Pas (nu Noorderpas), kwamen de Duitsers aan land met drie bootjes. Eerst roeiend met de stroom mee waren ze overgekomen. Vlakbij de oever hebben ze de motor gebruikt, want er zijn getuigen die hoorden dat er een motor aansloeg.
Bij het aan land gaan was de Ondergrondse ter plaatste. Het is onduidelijk of er een schotenwisseling heeft plaatsgevonden. Er zijn door de Duitsers wel handgranaten gebruikt. De Duitsers waren te goed bewapend voor de Ondergrondse, die de benen nam.
De Duitsers kwamen op de dijk meteen in actie. Flessen met een bruine vloeistof erin werden bij de zusters Mooren naar binnen gegooid. In een ommezien brandde het hele huis.
Van dit huis stond na de brand een gedeelte nog overeind. Het deel in de bocht van de afrit was helemaal weg. Maar van het westelijk gedeelte stonden nog muren overeind.
Mooren had drie dochters. Een was getrouwd met Stef Zegers uit de Dijkdwarsstraat. Marie en Wilhelmien Mooren trouwden niet. Zij werden naaister en hadden een winkeltje in textiel. Zij verkochten stoffen en aanverwante artikelen.
Na de brand hebben vader en de zusters onderdak gevonden bij de familie Snijders, die in een groot huis aan Het Zand woonde.
Helm van Gelder, de schilder, woonde daar in de buurt. Zijn zoon Jan weet zich nog te herinneren dat zijn communiepakje werd gemaakt door de zusters Mooren, die bij hem tegenover inwoonden. In het achterhuis van de familie Snijders hadden zij een grote ruimte tot hun beschikking voor hun naaiatelier. Jan weet nog dat hij daar zijn pakje moest passen.
Later bouwden de zusters een nieuwe winkel in de Zandstraat.
Dijk 435 – Behouden huis van de familie De Lorijn.
In dit huis is de vloeistof niet gesprongen, maar het vloerkleed in de gang vatte toch vlam. De fles is door één van de jongens weer naar buiten gegooid. Het vloerkleed vertoonde een groot gat.
Onder aan de dijk, tussen het huis van Lorijn en De Pelikaan stonden twee kleine huisjes, die ook behouden zijn gebleven. De huizen van Van de Bogaard (Dijk 434) en de gebroeders Reimans (Dijk 433). Bij Van den Bogaard kwam de fles met brandbare vloeistof, bij het naar binnen gooien, in een wasmand terecht. Deze werd snel naar buiten gewerkt.
Het verhaal van Jan van Gelder
Jan van Gelder herinnert zich nog dat hij zijn communiepakje moest passen bij de zusters Mooren. Over de vlucht op 6 oktober vertelt Jan het volgende:
“In oktober ’44 woonden we in de Pas, nu de Lijnbaanstraat. Mijn broer Gerard en ik, 7 en 8 jaar, sliepen in één bed en werden opeens wakker gemaakt. Aankleden! Wat er gaande was begrepen we niet. Half slapend kwamen we buiten en zie ik in het zachte maanlicht mensen, komende van de dijk en de Pas. Sommigen met spullen in de hand, enkele met kinderen, als schaduwen in stilte lopend richting ’t Zand en Zandstraat.
Ik kijk om de hoek van ons huis richting de dijk en zie één grote vuurzee, die als een slang steeds verder oostwaarts kruipt richting Boven-Leeuwen. Ik hoor klapperen en knetteren en het roepen en schreeuwen van mensen, angstaanjagend in het holst van de nacht.
Mijn moeder neemt ons bij de hand en mijn vader het jongste zusje op de arm en gaan te voet richting de Zandstraat, ik steeds terugkijkend naar het vuur.
Bij de Zandstraat op de hoek woonde fruithandelaar Gradje van Gelder, een neef van vader, die onder zijn huis een grote kelder had. Daar hebben we de nacht doorgebracht.
Mijn vader is via de Zijveld het veld ingevlucht, zoals vele mannen dat deden, bang om meegenomen te worden door de Duitsers.*
Dagen later speelden wij kinderen in de restanten van de afgebrande huizen……..”
* Die angst kwam voort uit de gebeurtenissen enkele weken daarvoor in Wamel, waar bij het brandstichten door de Duitsers mannen werden meegenomen en meedogenloos gefusilleerd.