Skip to main content

Dijk 429 – Het woonhuis van Johan Hol

De vader van Johan bezat visrechten hier aan de Waal. Vandaar dat Johan visser werd. Zijn jongere broer Chris ging in de zandhandel. Tiny Hol is een dochter van Johan. Zij was ten tijde van de brand 8 jaar. 

 “Ons huis is afgebrand. Ook het huis waarin Verhagen woonde. Dat huis was ook van ons. De familie Verhagen huurde het. Ons huis stond boven aan de dijk. Het huis van Verhagen stond iets terug naast ons, meer aan de voet van de dijk. 
Wij waren al voor 6 oktober weg van de dijk. Wij hebben eerst een nacht gelogeerd op de Ringkade bij de familie Walraven, van wie tijdens de brand een zoon is meegenomen door de Duitsers.  Het was niet veilig meer volgens de Ondergrondse. Verschillende dijkbewoners waren dus al vertrokken van de dijk. Daarna zijn we naar de familie van Elk in Boven-Leeuwen gegaan. Op de fiets met vader en moeder. 

De dag na de brand, in de morgen, zijn wij op de fiets gaan kijken naar wat de Duitsers hadden aangericht. Wij fietsten werkelijk, ondanks dat dat gevaarlijk was, gewoon over de dijk langs alle puinhopen en nasmeulende resten van  de verbrande huizen. Het was druk op de dijk. Half Leeuwen was uitgelopen. Maar er viel geen schot van de overkant. Vreemd genoeg heb ik geen beelden meer in mijn geheugen van wat ik onderweg allemaal gezien moet hebben. Het moet verschrikkelijk geweest zijn.  
Ons huis was werkelijk helemaal platgebrand. Niets stond meer overeind. Ik weet niet meer of er tussen de restanten nog iets tastbaars is teruggevonden. Ik was nog jong en dat staat me niet meer bij. 

Na de brand zijn wij tijdelijk gaan wonen bij oma Dekkers in Deest. De boomgaard daar lag vol met militairen. In de tijd dat we daar waren is de school van Deest gebombardeerd, Daarna hebben we een tijdje gewoond bij Has Platenburg. Has en zijn vrouw hadden geen kinderen. Hij woonde op de hoek van de Ringkade en de tegenwoordige Lijnbaanstraat. Vervolgens zijn we ingetrokken bij opoe Looimans, die getrouwd was met Hent Hol. Die woonde voorbij de gezusters Mooren, bij wie de brandstichting destijds was begonnen. De huizen ervoor richting Wamel zijn allemaal onaangeroerd gebleven.” 

Na de oorlog bouwde Johan Hol een nieuw huis onder aan de oprit van de Noorderpas. 

Dijk 428 – Behouden huis van slager Lemmers

Jan Lemmers heeft de brand van een afstand meegemaakt. 

“In de nacht van de brand was ik bij “de Loef” (de molenaar) bij de molen. Er waren er meer, zoals Wiel Eltink met zijn vrouw. Wiel had een scheepswerf aan de buitenkant van de dijk en daarbij stond een huis. 

Ik herinner me van de nacht van de brand de vuurgloed. Wij stonden boven op de galerij van de molen en zagen vanaf daar de brand. Het was “éne bal vuur”. Het was helemaal verlicht tot aan Boven-Leeuwen. Ik geloof wel 32 huizen. Het was angstig toch wel, dat weet ik nog wel. 
De Duitsers waren gekomen in een boot van 7 á 8 meter lang met een “spitse kop”. Ze waren met een stuk of tien man. Het waren er niet zo veel, want er was toch niemand die tegenstand bood of op hen zou schieten. De Ondergrondse was er niet en ook geen Engelsen. 

De Duitsers gebruikten voor de brandstichting flessen met een lap erin. Die staken ze aan en gooiden die dan in de huizen. De Duitsers zijn helemaal tot aan Boven-Leeuwen aan het stoken geweest en zijn vanaf daar de uiterwaarden opgegaan en vanaf daar weer in de boot de Waal overgestoken. 

Bij ons huis ontstond er geen grote brand, omdat de muren helemaal betegeld waren. De gordijnen waren verbrand en het hoofdeinde van een bed. Het vuur ging uit en zodoende stond ons huis er nog. Het staat er nu nog. Ons huis was niet het enige dat gespaard is gebleven. Verderop het huis van Wim Kolvenbach bleef behouden en ook het huisje waar nu Toebast in woont is niet verbrand. Dat was een schuurtje, de nettenschuur. Het café van de Pelikaan was wel verbrand. 

 Er zijn geen mensen gewond geraakt. Eén is er meegenomen, Johan Walraven. Dat konden ze zien aan z’n hond, die elke keer de krib opliep op zoek naar zijn baasje. Ik weet niet waar de dijkbewoners na de brand naar toe zijn gegaan. Die zijn waarschijnlijk overal bij mensen ingekwartierd gebleven. Hier of daar of naar de Maas toe.” 

——————————————————————————————————————————————–

Johan Walraven meegenomen door de Duitsers 

Johan Walraven was 16 jaar en woonde aan de Ringkade, hier via de afrit naar beneden. 
Tijdens de brandstichting was hij zo nieuwsgierig, dat hij even aan de dijk ging kijken. 

Hij werd staande gehouden door een Duitse officier, die hem vroeg waar de Engelse stellingen waren. Johan wist van niets en hij moest mee. Duitse soldaten brachten hem via de lange krib naar een bootje, waarin twee matrozen van de Kriegsmarine zaten. Achter dit bootje hingen twee sloepen waarin de brandstichters gezeten hadden. De motorboot met twee sloepen volgde op de rivier de soldaten, die bezig waren de dijk af te branden. Johan kon zien hoe de Duitsers in groepjes van vier, buitendijks afwisselend elkaar dekking gevend, voorttrokken. 
Tegenover de steenoven van IJzendoorn kwamen de soldaten weer aan boord. Ze waren met 20 tot 25 man. 

Johan heeft het gelukkig overleefd. Hij moest werken voor de Duitsers, o.a. stellingen graven. In Tiel wist hij te ontsnappen. Met hulp van het verzet is Johan op verschillende adressen ondergedoken. 

Na 5 mei kon hij veilig terugkeren naar Beneden-Leeuwen.