Skip to main content

Dijk 363 – Het woonhuis van Wim Liefkens en Martien Salet

Wim Liefkens was vanaf 1940 eigenaar van dit pand en verbouwde het in dat jaar tot een dubbel woonhuis, weliswaar met één huisnummer. In 1942 overleed zijn vrouw en was Wim alleenstaand. Eerder had hij al twee kinderen verloren, die kort na de geboorte overleden. Een tragisch verhaal dus.

Het is niet zeker of Wim ten tijde van de brand in dit huis woonde.

Martien Salet huurde in ieder geval een gedeelte van dit pand van Wim Liefkens en woonde er met vrouw en vier kinderen.

Martien woonde hier met zijn gezin. Hij had vier kinderen. Het huis had hij gehuurd van Wim Liefkens.

Martien had een proviandboot, waarmee hij de Waal oproeide om aardappelen en brood aan de passerende schippers te verkopen. Elke dag  als het weer het toeliet en er schepen passeerden ging hij met zijn roeiboot klaarliggen bij de “puntwerd”, waar de strang in de Waal uitkomt. Daar wachtte hij dan op een “sleep”, een sleepboot  die vijf of zes rijnaken heel langzaam voorttrok. Bij het passeren haakte hij dan aan en liet zich stroomopwaarts meeslepen, terwijl hij zijn waren te koop aanbood. Zo voer hij mee in de richting Druten. Daar wachtte hij op een stroomafwaarts gaande sleep om zo weer, al handelend, in Beneden-Leeuwen te geraken. Toen zoon Jan 5 á 6 jaar oud was, verstopte hij zich wel eens tussen de handelswaar om zo als verstekeling mee te gaan. Hetgeen papa wel kon begrijpen, maar niet waarderen!

Bij de brandstichting kreeg het gezin geen kans wat uit het huis mee te nemen. Binnen de familie Salet gaat het verhaal dat buiten één van de zoontjes stond te rillen van de kou, en een Duitser gaf hem nog gauw een deken van binnen mee. Vader Martien en moeder Truus stonden met de rug tegen de muur van het huis van Martien van Heck te staren naar de vlammen die uit het brandende huis oplaaiden. Op de zolder had hij al zijn koopwaar opgeslagen. “Daar stonden wij, met de handen op de rug. We hadden niks meer. Ik was alles kwijt”, verklaarde hij later.

De Duitsers voelden zich niet veilig ter hoogte van de afrit van de Dijkdwarsstraat, zoveel huizen stonden daar in brand en zoveel mensen waren daar op de been. De Duitsers lieten enkele mannen, onder wie Martien, als een menselijk schild voor zich uit lopen. Bij de Klef moesten ze tegen de muur gaan staan……….om vervolgens vrijgelaten te worden. Zo vertelde Jan Gubbels, een goede kennis van Martien.

De volgende dag kwam oom Eed Vink uit Dreumel met paard en wagen om de familie op te halen. Wat nog van waarde te vinden was tussen de resten van het huis hebben ze opgeladen. Daar in Dreumel woonde het gezin aan de Oude Maasdijk in een leeggekomen huis van een NSBer.

Tussen de rij huizen langs de Oude Maasdijk in Dreumel liep een zandpad, waar op zekere dag Stoottroepers een kanon afvuurden naar de overkant.  Na vijf schoten gaven zij het voor gezien. De Duitsers hadden intussen genoeg tijd gehad om te lokaliseren waarvandaan de schoten kwamen. Net op het moment dat de tweeling van Martien gauw terplekke was om de lege hulzen op te rapen spatte er een Duitse granaat uiteen.

Thijs was dodelijk gewond aan zijn hoofd.

Elf dagen later werd moeder, Truus Kooimans, geraakt door een granaatscherf toen zij op de fiets net terugkwam van de bakker. Het drama was compleet, vier weken nadat zij uit Beneden-Leeuwen gevlucht waren voor de brand.

Luchtfoto voor en na de dijkenbrand