Tegel 9 – het volledige verhaal
Het Blok van Meyer en op de voorgrond het huis van Gosseling, de smid
Het Blok van Meyer
Rika en Otto de Hövel dodelijk getroffen op straat.
Bets, een jongere zus van Rika en Otto, was toen acht jaar en vertelt haar persoonlijk verhaal over deze gebeurtenissen.
“Onze familie woonde sinds 1939 in “Het Blok” van Meyer, de voormalige scheepswerf. Wij waren met twaalf kinderen. Drie kinderen waren al op jonge leeftijd gestorven.
Toen ik één jaar en drie maanden oud was overleed mijn vader. Mijn moeder hertrouwde met de buurman, Gradje Derks, die acht kinderen had.
Wij sliepen allemaal “kop en kont” in een ledikant: de een aan het hoofdeind, de ander aan het voeteneind. We sliepen met veel kinderen in een kleine ruimte, zodat de ramen dag en nacht open moesten blijven. Ik sliep met mijn zusters beneden.
Tijdens de tijd van de beschietingen mochten wij schuilen in de kelder onder de kerk. Als je de Pastoor Zijlmansstraat in gaat kun je achter de pastorie in de tuin een deur zien, half onder de grond. Daar sliepen wij, ondanks het kwelwater in de kelder, met meerdere gezinnen.
In januari 1945 was het weer rustiger. Er werd minder geschoten en mensen durfden weer op straat te komen. Rika, mijn oudere zusje van 11 jaar, speelde met andere kinderen op het kerkplein op 17 januari.
De koster, van Beek, stond op een gegeven moment voor onze deur. Hij kwam vertellen dat Rika dodelijk was getroffen door een granaat. Zij was op slag dood.
Otto, onze oudere broer, was juist bezig boodschappen van slager van Heertum rond te brengen op de fiets. Hij hoorde onderweg wat er met zijn zusje was gebeurd en reed meteen richting kerkplein. Toen werd ook hij getroffen door scherven van een inslaande granaat.
Op de inrit van een huis schuin tegenover de kerk, de boerderij van Croese, heeft men hem zo goed als mogelijk verpleegd. Vandaar is hij overgebracht naar het Canisiusziekenhuis in Nijmegen.
Moeder heeft, dankzij een bereidwillige taxichauffeur en ondanks het feit dat zij geen geldige doorreispapieren had, haar zoon in Nijmegen kunnen bezoeken. Helaas moest zij ook afstand doen van dit kind. Otto overleed op 17 februari 1945. Hij was 17 jaar oud.”
“Ik zie Rika nog zo voor me”, vertelt Bets, “in haar blauwe kleren, een pop in haar hand. Zo’n lappenpop, waar de oogjes op genaaid waren. Vrolijk spelend met kinderen uit haar klas. We hebben haar niet meer mogen zien, zo was zij verminkt”.
“Otto was een rustige jongen. Geen sporter. Wij hadden geen geld om de kinderen lid te laten zijn van een sportclub. Hij trok veel op met vrienden uit de buurt. Hij verdiende geld bij de slager van Heertum. Als een varken werd geslacht moesten de porties naar de klant worden gebracht. En dat deed Otto. Op een fiets van de zaak, een transportfiets met een grote mand voorop.
Mijn moeder heeft veel leed gekend. Als kinderen hebben wij in onze jeugd moeder gebukt zien gaan onder verdriet en geestelijke pijn. Door ons, haar kinderen, heeft zij zich er doorheen kunnen slaan.
Tijdens de oorlog moest zij ook twee van haar zoons missen. Zij waren ondergedoken in Duitsland. Niemand wist waar ze zaten. Na de oorlog zijn zij terug komen lopen naar Nederland. Eenmaal in Maas en Waal zijn ze opgepikt door De Lorijn, die ze met paard en wagen thuis heeft gebracht.”
De bevrijding was geen feest voor de familie De Hövel. Er was niets te vieren.
“Na de oorlog ging een van de zoons als militair naar Indië. Weer verdriet voor moeder. Hoe moest dat toch gaan? Een jongen die nog nooit een reis in een bus had gemaakt, laat staan per boot naar zo’n ver land…
Maar toen hij terugkwam, was er feest. De buurt had voor het huis een boog gezet. Wij hebben nog bloemetjes gemaakt voor in de boog. Er was iets te vieren. We konden eindelijk eens blij zijn.
De oorlog heeft diepe sporen bij mij achtergelaten. Vaak moet ik nog denken aan het leed van mijn moeder. Lang heb ik hier niet over kunnen praten. Maar na zoveel jaren vlakken de emoties wat af en kan ik mijn verhaal doen. We mogen zoiets nooit vergeten!”
Familie de Hövel
rika als kleuter
bidprentje otto
Zandstraat ter hoogte van de kerk
Kerk en pastorie
De beschadigde voorgevel van de kerk
De voorgevel van de kerk met de kogelgaten
Een detail van de inslagen in de voorgevel van de kerk
Kinderslachtoffers.
Niets zo erg als een kind te verliezen. Dat is verschillende ouders overkomen. Onschuldige kinderen, die in hun spel verrast worden door een vanuit het niets inslaande granaat. Zo opgaan in je spel, dat je even de oorlog vergeet. Twee kinderen overkomt dit.
Twee kinderen worden door kogels uit een geweer van binnen de “veilige” omgeving geraakt. En een enkele keer valt een granaat op het huis waar je woont…
Thijs Salet
Overleden op 14 november 1944, 5 jaar oud.
Ook Thijs Salet was zo’n jongetje, dat tijdens zijn spel op straat getroffen werd door een granaatscherf. Vader Martien Salet was nadat zijn huis in de Dijkdwarsstraat was afgebrand met zijn gezin naar Dreumel verhuisd. De dag na de brand kwam oom Eed Vink uit Dreumel met paard en wagen om de familie op te halen. Wat nog van waarde te vinden was tussen de resten van het huis hebben ze opgeladen.
Daar in Dreumel woonde het gezin aan de Oude Maasdijk in een leeggekomen huis van een NSB’er.
Tussen de rij huizen langs de Oude Maasdijk in Dreumel liep een zandpad, waar op zekere dag stoottroepers een kanon afvuurden naar de overkant. Na vijf schoten gaven zij het voor gezien. De Duitsers hadden intussen genoeg tijd gehad om te lokaliseren waarvandaan de schoten kwamen. Net op het moment dat de tweeling van Martien gauw ter plekke was om de lege hulzen op te rapen spatte er een Duitse granaat uiteen.
Thijs was dodelijk gewond aan zijn hoofd op 14 november 1944.
Sjaak van Oijen
Overleden op 26 maart 1945, 15 jaar oud
Nellie Lemmers -van Oijen vertelt over de dood van haar broertje Sjaak.
“De ondergrondse hadden een post bij het café, dat vroeger Ruud van Os was, en in de oorlog van Kees Vink, een stamcafé. Ze waren daar ingekwartierd.
Op een dag stonden wij allemaal buiten en komt daar ineens een fiets aan met een verzetsstrijder erop en die had een paar klompjes in zijn hand. Toen zei een van ons “dat zijn de klompen van onze Sjaak.”
“Vader en moeder gingen achter mekaar naar binnen, gingen aan de tafel zitten, strak met het gezicht naar beneden, naar de tafel gericht, hoofdschuddend van nee, nee, niet!
Sjaak was nog niet dood. Die jongens hadden daar in het café allemaal wapens op een hoop staan. Tegenwoordig zou dat allemaal niet meer kunnen en is dat allemaal veel strenger. Maar dat waren allemaal jongens die zo van de straat geplukt waren om tegen de bezetter te vechten. Zij waren wel een beetje getraind om met die geweren te vechten, maar nooit om er veilig mee om te gaan. Je kunt het ze dus eigenlijk niet kwalijk nemen.
Hun geweren stonden op een hoop bij de deur. Jongens van 15, 16 jaar, zoals onze Sjaak, waren natuurlijk razend op zoiets. Sjaak en een andere jongen komen daar binnen en lopen recht naar die geweren en roepen enthousiast: “Oh kijk daar eens!” Sjaak pakt een geweer en “Pats”.
Soldaten hebben Sjaak naar Nijmegen gebracht naar het ziekenhuis. Het ziekenhuis werd op dat moment overspoeld met gewonden omdat Nijmegen op dat moment onder vuur lag. Sjaak werd daar in een gang gelegd tussen allemaal gewonde soldaten. De kogel was door de longen geschoten. Als ze hem meteen medische hulp hadden kunnen bieden, had hij niet dood hoeven te gaan.
Het was heel moeilijk om naar Nijmegen te gaan, dat moest op de fiets. Een vrachtwagenchauffeur uit Wamel heeft moeder een keer mee naar Nijmegen genomen. Sjaak heeft daar twee weken gelegen en toen was hij dood. Mijn moeder is er nog één keer geweest. Je mocht ook nergens naar toe in die tijd. Het was echt moeilijk in Nijmegen te komen. Soms kon je een lift krijgen van een militaire wagen.
Toen hij dood ging, moest hij weg daar. Ons Monie heeft toen een auto gecharterd en hebben zusters het menneke achter op de achterbank gelegd en zo gingen ze er mee naar huis. Op een middag moest hij begraven worden hier op het kerkhof. Twee bij ons ingekwartierde Canadezen hebben nog geholpen om Sjaak te begraven. We zijn er allemaal bij geweest toen hij begraven is, ook onze Cor die naar Indië zou gaan.”
Bartje Bronmans
Overleden op 13 april 1945
Bartje was de eerste in het gezin Bronmans, dat woonde aan de Bikkelen in Beneden-Leeuwen.
Op 13 april 1945 vindt daar een zeer treurige gebeurtenis plaats.
In de boerderij van Bronmans waren Belgische soldaten ingekwartierd. De tweejarige Bartje liep op het binnenplaatsje grenzend aan de moestuin rond, terwijl op een bank militairen bezig waren hun geweren schoon te maken. Vader had nog expliciet gevraagd of ze er zeker van waren dat hun geweren ongeladen waren. Moeder stond het allemaal gade te slaan.
Bij het dichtmaken van een geweer ging echter een schot af. Bartje werd geraakt, kon nog naar moeder lopen, maar stierf in haar armen. De wereld stortte in. Vader en moeder Bronmans waren hun eerste en enige kind kwijt. Een ontroostbare situatie.
Er was nog een gewonde te betreuren, een Belgische soldaat. De schuldige is meteen naar België afgevoerd.
Gelukkig zijn daarna nog kinderen gekomen. Hoewel niet zonder slag of stoot. Er werd een nieuw Bartje geboren, dat echter overleed aan stuipen. In 1945 werd Nolda geboren, in 1946 Berty en in 1947 Frans.
Van Bartje is nog een eenvoudig grafmonument bewaard gebleven. Het staat op de begraafplaats achter de kerk.
Gradeke Schoots
Overleden op 3 november 1944.
In Beneden-Leeuwen bestond de grootste angst eruit getroffen te worden door granaatvuur en de zogenaamde vliegende bommen. Van de 31 dodelijke slachtoffers die er door oorlogsgeweld in dit dorp stierven, kwamen er 17 op deze manier om het leven. Alleen al in november 1944 waren er 9 slachtoffers te betreuren. Een van de meest trieste gevallen betrof het lot van de familie Schoots. Deze familie bewoonde samen met de familie den Bekker een dubbele woning aan de Scheidingsweg, de hedendaagse Beatrixstraat. In de nacht van 2 op 3 november 1944 kwam Beneden-Leeuwen onder zwaar granaatvuur te liggen. Op diverse plaatsen sloegen de granaten in waardoor in totaal 11 woningen zwaar beschadigd werden. Maar geen enkele woning kreeg het zo zwaar te verduren als het pand bewoont door de families Schoots en den Bekker. In het deel dat de familie Schoots bewoonde, was een granaat tot ontploffing gekomen. Het huis vloog in brand.
De vrouw des huizes, Hendrika Schoots, en drie van haar kinderen, Marietje, Gradeke en Jan, overleefden de verwoestende schervenregen niet. Vader Johan raakte zwaargewond. De dubbele woning brandde tot de grond toe af.
Geruime tijd werden omwonenden en voorbijgangers geconfronteerd met dit gat in de bebouwing.
Een ruïne van stenen, as en verkoold hout als tergende getuige van deze verschrikkelijke periode in deze regio en een vingerwijzing: het kan ons allemaal nog overkomen.
Na deze tragedie zat de angst er bij de bevolking van Beneden-Leeuwen goed in. Leven in oorlogstijd werd nog meer leven in angst.